Wat is de betekenis van aantocht?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aantocht

aantocht - Zelfstandignaamwoord 1. nadering Woordherkomst samenstelling van aan en tocht

2024-04-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

aantocht

aantocht - zelfstandig naamwoord uitspraak: aan-tocht 1. eraan komen ♢ de burgemeester is in aantocht Zelfstandig naamwoord: aan-tocht de aantocht

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Aantocht

s., oantocht.

2024-04-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aantocht

m., nadering, het optrekken (b.v. van een leger); — in aantocht zijn, in aanmars zijn, aanrukken ; (fig.) spoedig te verwachten zijn.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aantocht

m. (nadering): de - van den vijand; in - zijn, naderen, op komst zijn.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aantocht

('a:n) m. [aantiegen] nadering, komst: in zijn Syn. zie: aankomst.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

aantocht

aan'tocht, m., nadering, het optrekken (b.v. van een leger); in — zijn, aanrukken; (oneig.) in aankomst, spoedig te verwachten zijn: de winter is in —.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)