Wiktionary (2019)
aanplanten - Werkwoord 1. (ov) (jonge gewassen) door beplanting aanbrengen ♢ Napoleon III liet veel bossen aanplanten. aanplanten - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord aanplant Woordherkomst samenstelling van aan(voorzetsel) en planten(werkw...
Muiswerk Educatief (2017)
aanplanten - regelmatig werkwoord uitspraak: aan-plan-ten 1. nieuwe gewassen planten ♢ op deze strook grond wordt nieuw bos aangeplant Regelmatig werkwoord: aan-plan-ten ik plant aan (... ik aanplant) ...
Van Dale Uitgevers (1950)
(plantte aan, heeft aangeplant), 1. (nieuwe of jonge gewassen) planten om het bestaande gewas te vermeerderen; ook: kweken in t alg.; 2. (van een plantsoen) door planten vergroten.
M. J. Koenen's (1937)
plantte -, h. -geplant (1 nieuwe gewassen planten ter aanvulling of vermeerdering van bestaande voorraad; 2 telen; 3 v. e. plantsoen of bos: vergroten): 1 kool -; 2 kina —; 3 een bos, plantsoen -ing, v. -en (het aanplanten; jong plantsoen).
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
aan'planten (plantte aan, heeft aangeplant), 1. (nieuwe gewassen) planten om het bestaande gewas te vermeerderen; ook: kweken in het algemeen; 2. (van een plantsoen) door planten vergroten.
J.H. van Dale (1898)
Aanplanten - (plantte aan, heeft aangeplant), nieuwe of jonge gewassen planten om den bestaanden voorraad te vermeerderen; (van een plantsoen) door het planten van boomen of andere gewassen vergrooten; spoed maken met planten.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
