Wat is de betekenis van aanleuning?

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aanleuning

v. (-en), 1. de daad van aanleunen; paardendress.: het voortdurend verband tussen de hand van de ruiter en de mond van het paard ; 2. (krijgsw.) een voorwerp op het terrein, geschikt tot dekking van een der beide vleugels.

2024-04-29
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Aanleuning

1° (in de krijgsk.) term, die wordt gebruikt om aan te duiden, dat een troepenafdeeling in het gevecht op een of beide vleugels gedekt is door andere troepen of door terrein, dat voor den vijand onbegaanbaar is. 2° (r ij k u n s t) het verband, dat tusschen den mond van het paard en de ruiterhand bestaat, indien de teugels gespannen zijn....

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aanleuning

('a:n) v. (-en) 1. Eig. het aanleunen. 2. Metn. wat voor aanleuning kan dienen.

2024-04-29
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Aanleuning

Aanleuning - 1) (krijgskunde). Eene troepenmacht, die eene verdedigende stelling heeft ingenomen, heeft a. op één of beide vleugels, indien zij — door de aanwezigheid van onbegaanbaar terrein of van andere troepenafdeelingen van het eigen leger — aldaar gevrijwaard is voor vijandelijke aanvallen. 2) (rijkunst), het verband tusschen den mond van het...

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

aanleuning

aan'leuning, v. (-en), de daad van aanleunen; (paardedressuur) het voortdurend verband tussen de hand van de ruiter en de mond van het paard.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

aanleuning

Aanleuning - v. (-en) de daad van aanleunen; (krijgsw.) een voorwerp op het terrein, geschikt tot dekking van een der beide vleugels.