Wat is de betekenis van aanhankelijk?

2025-07-14
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-14
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-14
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aanhankelijk

bn. en bw. (-er, -st), geneigd om zich uit genegenheid aan iemand te hechten: zij is een liefderijk, aanhankelijk schepsel, innig gehecht, verknocht; (bw.) met liefde en gehechtheid.

2025-07-14
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aanhankelijk

aanhankelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. trouw, toegenegen De kat was erg aanhankelijk. 2. niet zelfstandig Het onzekere meisje was heel aanhankelijk naar haar vriend, ze kon nog geen dag zonder hem. Woordherkomst afgeleid van aanhang (s...

2025-07-14
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Aanhankelijk

adj., oanhinklik, -hanklik.

2025-07-14
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-07-14
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aanhankelijk

bn., bw. (geneigd zich aan iem. te hechten; vol liefde en toegenegenheid): een - kind; hij dacht - over zijn familie.

2025-07-14
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aanhankelijk

(a’.n'hankələk) bn. en bw. (-er, -st) 1. geneigd om zich aan iemand te hechten : een kind. 2. gehecht.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-14
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

aanhankelijk

aanhan'kelijk, bn. en bw. (-er, -st), geneigd om zich uit genegenheid aan iemand te hechten: zij is een — schepsel, innig, gehecht, verknocht; (bw.) met liefde en gehechtheid.