Wat is de betekenis van aanhankelijk?

2024-12-04
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-12-04
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aanhankelijk

aanhankelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. trouw, toegenegen De kat was erg aanhankelijk. 2. niet zelfstandig Het onzekere meisje was heel aanhankelijk naar haar vriend, ze kon nog geen dag zonder hem. Woordherkomst afgeleid van aanhang (s...

2024-12-04
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Aanhankelijk

adj., oanhinklik, -hanklik.

2024-12-04
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-12-04
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aanhankelijk

bn. en bw. (-er, -st), geneigd om zich uit genegenheid aan iemand te hechten: zij is een liefderijk, aanhankelijk schepsel, innig gehecht, verknocht; (bw.) met liefde en gehechtheid.

2024-12-04
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aanhankelijk

bn., bw. (geneigd zich aan iem. te hechten; vol liefde en toegenegenheid): een - kind; hij dacht - over zijn familie.

2024-12-04
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aanhankelijk

(a’.n'hankələk) bn. en bw. (-er, -st) 1. geneigd om zich aan iemand te hechten : een kind. 2. gehecht.

2024-12-04
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

aanhankelijk

aanhan'kelijk, bn. en bw. (-er, -st), geneigd om zich uit genegenheid aan iemand te hechten: zij is een — schepsel, innig, gehecht, verknocht; (bw.) met liefde en gehechtheid.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-12-04
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press