aanhankelijk
...
Wiktionary (2019)
aanhankelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. trouw, toegenegen ♢ De kat was erg aanhankelijk. 2. niet zelfstandig ♢ Het onzekere meisje was heel aanhankelijk naar haar vriend, ze kon nog geen dag zonder hem. Woordherkomst afgeleid van aanhang (s...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. en bw. (-er, -st), geneigd om zich uit genegenheid aan iemand te hechten: zij is een liefderijk, aanhankelijk schepsel, innig gehecht, verknocht; (bw.) met liefde en gehechtheid.
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (geneigd zich aan iem. te hechten; vol liefde en toegenegenheid): een - kind; hij dacht - over zijn familie.
Jozef Verschueren (1930)
(a’.n'hankələk) bn. en bw. (-er, -st) 1. geneigd om zich aan iemand te hechten : een kind. 2. gehecht.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
aanhan'kelijk, bn. en bw. (-er, -st), geneigd om zich uit genegenheid aan iemand te hechten: zij is een — schepsel, innig, gehecht, verknocht; (bw.) met liefde en gehechtheid.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: