Aandijken
(dijkte aan, heeft aangedijkt), 1. door dijken aanhechten: men heeft St.-Filipsland aan de vaste wal van N.-Brabant aangedijkt; — 2. door bedijking winnen : de aangedijkte gronden. AANDIJELING, v. (-en).
Van Dale Uitgevers (1950)
(dijkte aan, heeft aangedijkt), 1. door dijken aanhechten: men heeft St.-Filipsland aan de vaste wal van N.-Brabant aangedijkt; — 2. door bedijking winnen : de aangedijkte gronden. AANDIJELING, v. (-en).
M. J. Koenen's (1937)
dijkte h. -gedijkt (een stuk land door dijken aan een ander verbinden): een waard, een polderland -; -ing, v. -en.
Jozef Verschueren (1930)
(‘a:n) (dijkte aan. heeft aangedijkt) door het aanleggen van een dijk aanhechten : een eiland aan de vaste wal -. aandijking v. (-en.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
aan'dijken (dijkte aan, heeft aangedijkt), 1. door dijken aanhechten; 2. door bedijking winnen: de aangedijkte gronden.
J.H. van Dale (1898)
Aandijken - (dijkte aan, heeft aangedijkt), door dijken aanhechten: men heeft Ameland aan den vasten wal van Friesland aangedijkt; door bedijking land winnen: de aangedijkte gronden. AANDIJKING, v. (-en).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: