Wat is de betekenis van aandijken?

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aandijken

(dijkte aan, heeft aangedijkt), 1. door dijken aanhechten: men heeft St.-Filipsland aan de vaste wal van N.-Brabant aangedijkt; — 2. door bedijking winnen : de aangedijkte gronden. AANDIJELING, v. (-en).

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aandijken

dijkte h. -gedijkt (een stuk land door dijken aan een ander verbinden): een waard, een polderland -; -ing, v. -en.

2024-04-27
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Aandijken

zie Aandammen, zie Indijken.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aandijken

(‘a:n) (dijkte aan. heeft aangedijkt) door het aanleggen van een dijk aanhechten : een eiland aan de vaste wal -. aandijking v. (-en.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

aandijken

aan'dijken (dijkte aan, heeft aangedijkt), 1. door dijken aanhechten; 2. door bedijking winnen: de aangedijkte gronden.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

aandijken

Aandijken - (dijkte aan, heeft aangedijkt), door dijken aanhechten: men heeft Ameland aan den vasten wal van Friesland aangedijkt; door bedijking land winnen: de aangedijkte gronden. AANDIJKING, v. (-en).

Gerelateerde zoekopdrachten