Wat is de betekenis van Canadees?

2024-04-27
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Canadees

Het begrip Canadees heeft 2 verschillende betekenissen: 1) iemand uit Canada. iemand met de Canadese nationaliteit; iemand die behoort tot het Canadese volk; iemand die afkomstig is uit Canada; inwoner van Canada. In het meervoud ook in toepassing op het volk, en, meestal in het meervoud, ook in toepassing op vertegenwoordigers van een na...

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Canadees

Canadees - Zelfstandignaamwoord 1. (demoniem) een inwoner van Canada, of iemand afkomstig uit Canada Canadees - Bijvoeglijk naamwoord 1. (demoniem) op Canada betrekking hebbend Amerikanen mogen op Canadees eiland wonen als w:Donald_Trump|Trump president wordt Woordherko...

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Canadees

I. m. (...dezen), inwoner van Canada. II. bn., van, uit, betreffende Canada.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

Canadees

1. m. Canadezen (bewoner van [Brits] Canada; Canadese kano); 2. bn., bw. ([als] in, uit, van, betrekking hebbende op, betreffende, eigen aan Canada): de Canadese meren, het Bovenmeer (2.5 x ons land).

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Canadees

1. m. (...dezen) inwoner, man afkomstig van Canada. 2. bn. (...dese) (als) van, in, uit, eigen aan, betreffende Canada; de ...dese meren.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Canadees

I. m. (-dezen), inwoner van Canada; II. bn., van, uit, betreffende Canada.

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Canadees

CANADEES, m. (...eezen), inwoner van Canada.