De huidige tapdans vindt zijn oorsprong in de volksdansen van Groot-Brittannië en Noord-Europa. De stijl ontwikkelde zich verder in de V.S.
In Lancashire, Ierland en Bretagne werden gelijkaardige dansen uitgevoerd. Om scherpe geluiden te verkrijgen, droeg men verschillende soorten van klompen. Deze waren uit leder vervaardigd en hadden een gebogen houten zool, zodat de danser bij het schommelen met de voet van teen naar hiel onderscheiden geluiden kon weergeven. De zwarte Amerikaanse dansers namen de techniek van het klompendansen over en pasten het ritme aan hun eigen muziek aan. Pas later kregen blanke professionele dansers er interesse voor. Ze voegden het als eigenaardigheid aan hun voorstelling toe.
Aangezien zij in avondkledij optraden, werden de klompen door lakschoenen vervangen. Daar het podium van het publiek gescheiden was door de orkestbak, werd het noodzakelijk de schoenen, voor- en achteraan, van metalen plaatjes te voorzien om het geluid in de zaal duidelijk hoorbaar te maken. In Amerika beleefde de tapdans een enorme populariteit door de musicals en films waarin o.a. Eleanor Powel, Fred Astaire, Ann Miller, Ginger Rogers en Gene Kelly optraden. Hij kende een ware herleving vanaf de jaren 1970.