Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

Gepubliceerd op 31-07-2017

speer

betekenis & definitie

(de; speren) 1 wo - werpmateriaal om het speerwerpen mee te beoefenen, bestaande uit een metalen speerpunt die uitloopt in een scherpe punt, een massieve of holle schacht en een handvat van koord, met een gewicht van 600 g (vrouwen) en 800 g (mannen) en een lengte van 2,20-2,30 m (vrouwen) en 2,60-2,70 m (mannen): als een speer, snel, gesmeerd.

• Als de speer tijdens de worp of in de lucht breekt zal de worp, indien deze reglementair werd uitgevoerd, niet als een fout worden aangemerkt. Als de atleet hierdoor zijn evenwicht verliest en een overtreding begaat, mag hem dit niet worden aangerekend en moet hem een nieuwe poging worden toegekend. (ATLEW)

• Indertijd werden de speerwerpers zo goed dat ze de speer buiten het grasveld en op de baan gingen gooien. Zelf heb ik dat gezien in 1964 toen de Noor Terje Pedersen een wereldrecord (91,72 m) wierp in het Bislett Stadion. Zijn speer kwam in de baan terecht net op het moment dat een groep lopers op de 1.500 m was gepasseerd. Dit probleem is in de jaren tachtig door de IAAF opgelost door het zwaartepunt/kantelpunt te verleggen zodat de speer vlugger ging landen. Dit werd in 1999 ook met de damesspeer gedaan, alhoewel die verlegging niet zulke drastische gevolgen had. (KRUKP en DRIES)

2 wo spreektaal - speerwerpen: in training gooide tienkamper Eef Kamerbeek op speer meer dan 70 m.