Willem Lumey was een watergeus van Luik. Admiraal. (1543-'78). Alias graaf van der Marck, baron van der Marck, heer van Seraing, erfvoogd van Franchimont en vorst van het heilige roomsche rijk alias Langnagel.
Berucht om zijn wreedheid, deze karaktertrek geërfd van grootvader W. van der Marck, die de bisschop van Luik vermoordde en de bijnaam "het zwijn der Ardennen" verwierf. Nam in 1568 als hoofd van een ruiterbende deel aan de tocht van Van Oranje over de Maas en zwierf daarna als banneling rond. Verscheen in 1571 te Hamburg, rustte aldaar op eigen kosten twee schepen uit, waarmee hij zich bij de Watergeuzen aan de kust van Engeland voegde. Zocht ruzie met admiraal De Lumbres en werd "admiraal in plaats van de admiraal". In het laatst van februari 1572 gelastte koningin Elizabeth Lumey Engeland te verlaten. Verscheen eind maart met 16 schepen op de kust van Wight, verkocht er vijf prijzen die in Het Kanaal waren genomen. Sloeg er levensmiddelen in, en versterkte zijn vloot met nog enige bodems. Gaf leiding aan de inname van Den Briel, 1 april, met geen ander doel dan een plundering. Kort daarop plaatsvervangend gouverneur van Holland, maakte zich in die functie aan wreedheden schuldig (moord op de martelaren van Gorcum).
Werd in 1573 afgezet en beschuldigd van afgifte, buiten zijn bevoegdheid, van bestelbrieven, paspoorten en vrijgeleiden aan mensen "die zich van een eed of belofte niets aantrokken en die de vijanden hielpen en spijzigden en de berovers waren van vrienden en bondgenoten." Er was voldoende bewijs om Lumey met een doodvonnis te straffen. Terwijl zijn zaak werd behandeld, hield hij zich in Rotterdam verborgen en zocht er contact met vrijbuiters voor het vormen van een zeeroversvloot. Werd in 1574 vrij gelaten. Commandeerde in het Limburgse een legerbende. Werd vergiftigd. De volksmond wil dat hij overleed aan de beet van een dolle hond.