Stephen Heynes, 16e eeuw. Engels of Hollands? Was een prominente rover van Purbeck Eiland, Engeland.
De belastinginspecteur van Sussex investeerde in zijn kruistochten en borg de buit in Hare Majesteits magazijnen. Kooplieden kwamen van ver voor de exotische buit van de rovers van Purbeck: wijn van Kreta, haviken van Noorwegen, papagaaien van Brazilië, ivoor van West-Afrika, prachtig bewerkte armbanden van de Barbarijse kust en gouden en zilveren munten met ongewone inscripties. Veel ruilhandel. Het was niet ongewoon dat de piraten krediet verstrekten – een zeker bewijs van hun zelfverzekerdheid op het gebied van zeemanschap, roof en bescherming van de autoriteiten. Pochte dat hij "in Engeland betere vrienden had dan welke beambte of koopman in Londen ook."
In de herbergen rond de Baai van Studland werd stevig onderhandeld; na een kruistocht kwamen de Heren van de Zee daar voor vertier, nieuwe contracten en nieuw personeel, en voor de vrouwen! Een bizarre bende. Want velen gingen gekleed in de kleren van hun vermoorde slachtoffers, anderen wilden graag advocaten en rechters bespotten met het dragen van hun kleren, met bont afgezet, en met brillen op de neus "tot betoog van deftigheid". Sommige herbergen waren geen veilige plekken voor een eerzaam mens. De taveerne van Will Mundy was "een hel en hijzelf de duivel". Deze Mundy moest een harde knaap zijn als Heynes binnen lag, want Heynes had de roep van een ploert, een liefhebber van martelingen. Hij was daar de eerste die brandende houtjes onder vingernagels stak, en zag er geen been in iemand op de kaapstander de botten te breken. Zijn behandeling van de kapitein van een prijs uit Danzig was dermate stuitend dat zijn bemanning hem smeekte zoiets voortaan achterwege te laten. Voor de goede naam van Nederland kan Heynes beter een Brit zijn geweest.