Gepubliceerd op 29-03-2021

Khmer

betekenis & definitie

De monumentale bouwwerken v. Angkor*. hoogtepunten v.d. kunst v.d.

Khmers werden in 1860 ontdekt door de Fr. botanicus Henri Mouhot. Spaanse missionarissen hadden in de 17e eeuw reeds melding gemaakt van verhalen over schitterende steden welke in de dichte oerwouden om de Mekong-rivier zouden moeten liggen. Deze meldingen werden echter, evenals die v.d. inheemse bevolking, met wantrouwen en ongeloof aangehoord, niemand ging er op af. Sinds de ontdekking van Mouhot zijn historici, etnologen en archeologen bezig geweest met geschiedkundig, volkenkundig en artistiek onderzoek en de resultaten zijn veel beter dan verwacht werd.1. Chinese berichten melden, dat het koninkrijk Fu-nan, het oudste koninkrijk op IndoChinese bodem, werd gesticht in de le eeuw n.C. Een Brahmaan uit India, geleerde, misschien tevens avonturier, wiens naam Kaundinya ook thans nog met eerbied wordt genoemd, huwde een prinses.

Het eerste koninkrijk omvatte het grondgebied van huidig Cambodja, Cochin-China en het Z. deel v.h. tegenw. Muang-Thai (Siam). De hist. gegevens over het tijdperk le-7e eeuw n.C. zijn in vrij grote mate voor handen. De koninkrijken van Fu-nan onderhielden nauwe relaties met India aan de ene en China aan de andere kant. Han*-nederzettingen zijn gevonden in Annam en een lamp van Romeinse origine te P’ong-tuk wijst op verbindingen met het Middel. Zeegebied. In Cochin-China werden voorwerpen opgegraven, welke producten zijn van klassieke Ind. kunst en eveneens Iraanse Architectuur (Sassanidische*) voorwerpen.

Tot dit tijdperk, in de kunsthist. de pre-Khmerperiode, behoren een aantal, steeds geïsoleerd staande heiligdommen. De belangrijkste centra zijn Sambor en Prei Kuk, twee plaatsen, die eens de oude hoofdsteden waren v.d. opeenvolgende Fu-nan-riiken, gelegen in het dichte oerwoud op de weg van Saigon naar Angkor*. De heiligdommen, met vierkant of rechthoekig grondplan, zijn bijna allemaal opgetrokken van baksteen. De bovendrempels der toegangen zijn echter steeds massieve brokken steen, versierd met b.v. makara’s*. De bouwvorm gaat voorn, terug op Ind. voorbeelden, terwijl inheemse motieven, zij het nog zwak, aanwezig zijn. Van belang is ook de aan de god Siva gewijde tempel Pnomb Bayang (begin 7e eeuw), met een grondplan naar Ind. vb., evenals Sambor.

Genoemde heiligdommen vormen verhelderende parallel tot vele vroege Javaanse tempels. Te Sambor worden ook enige heiligdommen aangetroffen, meestal niet erg groot, welke niet uit baksteen bestaan, maar uit gele zandsteen en sterke overeenkomst vertonen met de Ind. stijlen der Gupta’s en Pallava’s. De pre-Khmer-kunst is sterk geïnspireerd op India. Ook de Buddhafiguren vertonen Gupta-kenmerken. Een uitzondering op de Ind. kenmerken v.d. Hinduïstische beelden vormt dat v.d. godheid Harihara, gevonden nabij Sambor: een eigen Cambodjaanse stijl begint zich te ontwikkelen. De ogen bii Buddh. en Hinduïstische beelden zijn in deze vroege kunst nog geheel open, de lippen zijn vol en hebben nog niet die glimlach, die het kenmerk is v.d. latere Khmer-sculptuur.

2. De klassieke periode v.d. Khmer-kunst valt ca. 800-1000 n.C. Volgens oude Chin. berichten ging het rijk Fu-nan ten onder in ca. 8e eeuw en ontstonden er op hetzelfde grondgebied 2 rijken. Voor het eerst horen we nu de naam Khmers. Dit volk, uit het N. v.h. huidige Indo-China, is waarschijnlijk in opstand gekomen en heeft een eigen koninkrijk gesticht. De kunst v.d. Khmer onderscheidt zich in meer dan een opzicht v.d. vroege pre-Khmerkunst: er wordt teruggegrepen op een oudere traditie, n.l. die der houtbouw welke in India al aan het verdwijnen was. Een tweede fase in de bouwkunst is de overgang van hout als materiaal naar steen. Een derde fase kenmerkt zich door een vermenging van velerlei stijl-elementen: eigen Khmer-elementen, Indische en Z-Cambodjaanse. Deze indeling is een vereenvoudigde, de fasen zijn niet scherp te onderscheiden. Tot de eerste fase behoren de bouwwerkjes te Roluos, bij Angkor. Op één terras verschillende kleinere heiligdommen gegroepeerd. De torens in doorsnede een kruisvorm. In de tweede fase ontwikkelt zich een nieuwe bouwstijl: het heiligdom, de tempel wordt beschouwd als een berg (onder invloed v.d. staatsleer omtrent de goddelijke afstamming v.d. koning). De tempel-berg begint zich te ontwikkelen tot de vorm v.e. getrapte pyramide.

Het heiligdom Pnomh Bakheng, tussen Angkor* Thom en Angkor Vat, door koning Yasovarman I (889-910) gebouwd in het hart van zijn hoofdstad en dus ook in het magisch middelpunt van zijn rijk is een typisch vb. v.e. pyramide-vormige tempel, gebouwd rondom een berg.

3. De laat-klassieke kunst omvat een tijdperk van ca. 450 jaar (ca. 1000-1450 n.C.). Een overdaad aan sculpturele ornamentiek is het meest opvallend element ervan. Tot deze periode behoren de hoogtepunten der Khmerkunst, de monumentale paleis- en tempelsteden Angkor* Vat en Angkor Thom. Weliswaar werden tot diep in de 14e eeuw grote monumenten gebouwd, maar vrijwel geen enkele daarvan haalt de artistieke hoogte v.d. 2 genoemde complexen, uitgezonderd Banteai Srei (Isvarapura), in 1304 ingewijd. Hier vinden we zowel in arch. als in sculptuur nog eens de grote traditie der klassieke periode terug, maar het is tevens een laatste opbloei v.e. kunst, die daarna niets groots meer voortbrengt. Sculptuur. In de zog. pre-Khmer-periode waren de Ind. invloeden, het sterkst. De volkomen afhankelijkheid van India neemt echter zienderogen af, wanneer de Khmers in de 8e eeuw n.C. zelf een koninkrijk stichten, na de desintegratie v.h. oude Fu-nan. In de 8e, 9e en 10e eeuw ontwikkelt zich een volstrekt eigen stijl, niet alleen in de gelaatsuitdrukking der beelden, maar ook in de gebeeldhouwde kleding. In plaats v.d. Ind. dhoti (lendedoek) vertonen de beelden vanaf de 8e eeuw een langer kleed, nauw om het middel en de benen. In de vroeg-klassieke periode blijft vooralsnog het

vierkante hoofd bij de beelden gehandhaafd. De contouren worden scherper en ook harder. Twee lijnen markeren ogen en lippen. De wenkbrauwen liggen vrijwel in eikaars verlengde. Het afgebeelde raciale type vertoont opmerkelijke verschillen met het type uit de pre-Khmer-kunst. De haardracht bij de Buddha-sculpturen wordt verder gestyleerd: geen krulletjes meer, maar meestal rechte, diep ingegrifte, vertikale lijnen.

De juwelen in de kronen worden met de uiterste precisie gebeeldhouwd. De lippen zijn vol en daaromheen speelt een raadselachtige glimlach. De Khmersculptuur der laat-klassieke periode zet in grote trekken de dan reeds gevolgde tradities voort. De lippen v.d. gelaten worden voller, de glimlach doet iets zoetelijker aan. De oogleden zijn steeds in haut-reliëf. Vaak wordt de scheiding tussen hoofd en hoofdhaar aangegeven d. m.v. een soort band. Over het algemeen haalt de nagestreefde expressivitiet der gelaten uit deze laatste periode niet bij de kracht die uitgaat v.d. vroege klassieke kunst.