dag met een groot ongeluk of een zware tegenslag.
dag waarop een groot ongeluk of een zware tegenslag plaatsvindt; dag gekenmerkt door rampspoed of onheil.
Voorbeelden:
We verlaten de vallei der koningen en rijden naar de tempel van Hatshepsut, bekend van de 'Hatshepsut massacre' in 1997, waarbij 58 toeristen (hoofdzakelijk Japanners) vermoord werden door 6 gewapende fundamentalisten. Het was een zwarte dag voor het toerisme in Egypte.
http://users.telenet.be/tomtorfs/egypte/egypte.html, 2000
De toespraken waren hoofdzakelijk in het Nederlands en het Duits, de moedertaal van de omgekomen bemanningsleden [...]. De stafchef van de Luchtmacht, sprak van een zwarte dag en over de verslagenheid die ook een week na het ongeval nog zeer groot blijft.
De Standaard, 1996
1 September wordt de zwarte dag: dan wordt bekendgemaakt welke personen van de loonlijst worden geschrapt.
NRC, 1995