Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

zittijd

betekenis & definitie

examenperiode.

periode dat de examens worden afgenomen; examenperiode; examentijd.

Voorbeelden:
Als je om ernstige lichamelijke of psychische redenen een eksamen onder een andere dan de voorziene vorm wil afleggen, moet je voor het begin van de zittijd een verzoek indienen bij de voorzitter van de eksamenkommissie.
http://www.loko.student.kuleuven.ac.be/vade/05inhoud.html, 1996

Die zittijd legde Jonas geen enkel vak af. De griep bleef aanslepen en hield hem aan zijn bed gekluisterd. Slechts heel langzaam recupereerde hij, toen de examens reeds lang voorbij waren, de dagen begonnen te lengen en de namen van de maanden korter werden.
Jo Claes, De stenen toren, 1985

< >