Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

zelfhulp

betekenis & definitie

hulpverlening binnen een groep.

hulpverlening waarbij mensen in een gemeenschappelijke probleemsituatie zichzelf en elkaar trachten te helpen door bewustwording, uitwisseling van gelijksoortige ervaringen en remediëring, vaak op psychologisch of sociaal vlak; hulpverlening binnen een groep waarbij men zelf actief bijdraagt aan het genezingsproces.

Voorbeelden:
De oudste groepen van elkaar steunende lotgenoten zijn die van de AA (Alcoholicus Anonymous). Zij bestonden lang voor er van zelfhulp spraak was [...]. Ik herinner me de ontsteltenis van sommige professionele hulpverleners die dat 'amateuristisch en sentimenteel' gedoe van de zelfhulpgroepen met veel achterdocht bekeken. Terwijl andere hulpverleners snel in de formule geloofden en enthousiast meewerkten. "Die laatste groep vormt nu wel de meerderheid" [...]. "De professionele wereld beseft al lang dat hij van zelfhulpgroepen geen concurrentie moet vrezen" [...]. De eerste zelfhulpgroepen hadden vooral met ziekten, operatieve ingrepen en verslavingen te maken. Later kwam ook de psycho-sociale sector erbij.
De Standaard, 1996

Klopt het dat zelfhulp bijna 100 procent op vrijwilligerswerk draait? Een aantal grote groepen [...] hebben beroepskrachten in dienst. Maar het gros van de zelfhulpgroepen werkt uitsluitend met vrijwilligers. Sommige krijgen wat subsidie dankzij het decreet op het vrijwilligerswerk. De meeste trachten via sponsoring min of meer uit hun kosten te komen.
De Standaard, 1996