Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

zaterdag

betekenis & definitie

zesde dag van de week.

Voorbeelden:
'Zijn er geen andere patiënten?' vroeg ik. 'Het is zaterdag, dan zijn er heel veel naar huis, als ze niet opgesloten zitten tenminste.'
J.J. Voskuil, Requiem voor een vriend, 2002

Voor een groot gehoor van geïnteresseerde "experts " hield E.L.H. Spierings op zaterdag 20 mei 1995 een voordracht met het onderwerp "De Behandeling van clusterhoofdpijn".
http://people.zeelandnet.nl/vdwindt/migraine.htm, oktober 1995

Bayern had dankzij de zege een voorsprong van twee punten op Kaiserslautern bewaard, Nurnberg was door de nederlaag binnen het bereik gebleven van mede-degradatiekandidaat Freiburg, dat zaterdag van Stuttgart won en nog maar twee punten achterligt en een beter doelsaldo heeft.
NRC, 1994

Op zaterdag, de dag waarop de consument de meeste boodschappen haalt, trok AH nog maar 1 procent meer bezoekers dan de vier zaterdagen ervoor.
Reformatorisch Dagblad, 28 oktober 2003

Tientallen Urker vissers hebben donderdag en vrijdag met hun schepen deelgenomen aan een zoektocht naar hun verdronken collega. Die zoektocht bleef zonder resultaat. In Urk zijn zaterdag in verband met de begrafenissen diverse activiteiten afgelast.
Meppeler Courant, 1994