Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

wouw

betekenis & definitie

dagroofvogel met een gevorkte staart.

middelgrote dagroofvogel met een gevorkte staart en een zwartbruin of een roodachtig verenkleed, die in onze streken vooral als trekvogel voorkomt.

Voorbeelden:
Aan de viskwekerij op Krabbels leefde bovendien het laatste paar visarenden van de Kempen; en ook buizerds, wouwen, kiekendieven, sperwers en torenvalken, die door de aldoor verder oprukkende industrialisatie ontheemd waren, hadden er hun toevlucht gezocht.
Robin Hannelore, Memoires van een kerkuil, 1979

< >