Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

wiegenkind

betekenis & definitie

kind dat nog in de wieg ligt; baby; zuigeling.

Voorbeelden:
Beroemdste wiegenkind is nu international. Tot op heden worden pasgeboren baby's nog steeds gevierd met de wiegende armen, maar de trendsetter van die inmiddels clichématige juichbeweging was Bebeto op het WK 1994 in de VS. Na zijn goal tegen Nederland in de kwartfinales ging Bebeto aan de zijlijn schommelen met de armen om zijn twee dagen oude baby Mattheus te eren. Vijftien jaar later is de baby een flinke zoon geworden die blijkbaar ook een stukje kan voetballen [...]. Net als zijn vader maakt hij furore als aanvaller bij Flamengo.
http://www.nieuwsblad.be/sportwereld/cnt/G7V2JMHLB, 15 december 2009

De poppenmaaksters werkten hard aan de ontwikkeling van de poppen: ze verbeterden de techniek van het poppenmaken en hielden zich bezig met de ontwikkelingsfasen van het kind, de lichaamsbouw van de mens en de antroposofische gezichtspunten hierover. Er ontstond zo een reeks poppen die afgestemd zijn op de lichamelijke en geestelijke ontwikkelingsfasen van het kind, voor wiegenkind, peuter, kleuter en schoolkind een heel eigen vorm pop.
http://basishandleiding.zonnekindpoppen.nl/?p=23

Er werd toen van mijn tantes inderdaad één en ander afgetroggeld, uitsluitend in natura, dat wel, maar ook daarvan distantieer ik mij met klem, daar mijn moeder en niet ik, de versluierde klaaglitanie afbad [...], om de goede reden dat ik, nog bijna een wiegekind met een reeds zichtbare aanleg tot rachitis en aan haar warme borst in een kasjmieren puntdoek gewikkeld, buiten mijn vrijwel onophoudelijk, door merg en been gaande gekrijs, het gedeeltelijk tandeloze smoelwerk nog niet had leren zetten naar het schaamteloze vragen.
Greta Seghers, Het blauwe meisje en de andere kleuren van de verschrikking, 1983