vrees veroorzakend.
vrees veroorzakend; angst inboezemend; ook: van een dusdanig karakter dat het iemand, vrees, angst kan inboezemen; angstaanjagend; schrikwekkend.
Voorbeelden:
Een regen van granaten viel over de wijk; de weinig luide klappen van zoeven ontaardden in een vreesaanjagend geroffel, steeds vaker onderbroken door het razend gekraak van voltreffers die een gebouw uit elkaar deden spatten.
Jan Lampo, Emmeke, 2001
Er worden rondleidingen gegeven door de vreesaanjagende Loebjanka in het hoofdkwartier van de vroegere KGB, en op CD-ROM is de geschiedenis van de Russische spionage gebundeld.
De Standaard, 1996
Hij gaf de dichter nog even de vierde Guggenheimer-blik van de dag, zodat De Vos kwijlend in elkaar kromp en op een hellefaun leek uit het vreesaanjagendste sprookje ooit verteld.
Herman Brusselmans, Uitgeverij Guggenheimer, 1999
Via terugblikken op het verleden, doorkijkjes op het ontstaan van de kwekerij en het vreesaanjagende heden moeten we wel met Bruno meeleven.
NRC, 1995
Als jongeman had Nietzsche Die Geburt der Tragödie aus dem Geiste der Musik, waar hij het gisteren nog over had. In dat boek vulde hij de 'edele eenvoud en stille grootheid' van Winckelmanns apollinische, vredige, harmonieuze beeld van de Griekse cultuur aan met zijn dionysische, extatische, irrationele, vreesaanjagende tegenhanger.
Harry Mulisch, Siegfried, 2001