Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

vorstperiode

betekenis & definitie

periode waarin het vriest.

periode waarin de temperaturen aanhoudend of frequent beneden nul dalen; periode waarin het vriest; periode met vorst.

Voorbeelden:
Zodra er zich een vorstperiode aandient en de weersvoospelling spreekt van aanhoudende tot matige vorst dan gaat er voor het waterschap een afweging van belangen spelen en breekt een drukke periode aan.
Meppeler Courant, 1996

Soms verstrijken wel tien jaar tussen twee echte vorstperiodes met schaatsijs, en hoef je na die tien jaar maar even op je doorlopers of schoonrijders te staan om het weer te pakken te hebben.
Maarten 't Hart, Het woeden der gehele wereld, 1993

Herfst en winter (buiten de vorstperiodes) zijn bij uitstek de seizoenen om nieuwe struiken of bomen in de tuin aan te planten.
http://www.detuingids.be/pages/list.asp?Cat=1=aanleg

Gedurende de winter, maar alleen als het echt nodig is, houden de vrijwilligers van de Natuur- en Vogelwacht zich ook bezig met wintervoedering. Na een langdurige vorstperiode of na zware sneeuwval wordt voor sommige soorten de voedselsituatie snel erg nijpend.
http://home.planet.nl/~nvd.strix/

< >