fulltimer.
persoon van wie de overeengekomen arbeidsduur zoveel bedraagt als bij een volledig dienstverband per dag of per week gepresteerd moet worden; iemand die in voltijd werkt; fulltimer.
Voorbeelden:
Na een fusie veranderde voor voltijders de omvang van een volledige baan. Zij mochten met behoud van loon één uur minder gaan werken. Deeltijders bleven hetzelfde aantal uren werken. De voltijders kregen dus na de fusie een hoger uurloon uitbetaald dan deeltijders.
http://www.cgb.nl/jaarverslagframeset.html
Veel leerkrachten werken niet meer vijf dagen in de week. De school kent deeltijders, voltijders, duobanen.
http://ipmh.net/triangel/schoolgids/deschool.htm
Als 200.000 voltijders overstappen naar de vierdagenweek, levert dat - volgens de berekening van Duerinck - 37.500 extra jobs op.
De Standaard, 1996
Deeltijders werken vooral in de kleinhandel, de gezondheidszorg, de horeca, schoonmaakbedrijven en in het onderwijs. Een op vijf van de voltijders doen interimjobs, de anderen komen voornameljk terecht in de horeca, de bouwsector en het vervoer.
De Standaard, 1996