Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

vlot

betekenis & definitie

Het begrip vlot heeft 9 verschillende betekenissen:

1) primitief vaartuig.
primitief gebouwd vaartuig dat meestal bestaat uit samengebonden balken, stammen, vaten of ander drijvend materiaal waarmee personen of zaken vervoerd kunnen worden en dat vaak wordt gebruikt als noodoplossing wanneer er geen boten beschikbaar zijn.

2) soepel verlopend.
een verloop hebbend dat niet geremd of vertraagd wordt door hindernissen of belemmeringen; niet vertraagd of bemoeilijkt door hindernissen.

3) gewillig.
meteen zonder aarzeling of reserves bereid tot inwilliging van iets, tot medewerking, instemming, tegemoetkoming of toegevingen; gewillig, zonder tegenzin of tegenwerking.
Vooral gebruikt als bijwoord bij handelingswerkwoorden of als adjectief bij nominale aanduidingen van handelingen.

4) gemakkelijk.
geen grote inspanningen vereisend; zonder grote inspanningen te hoeven doen; gemakkelijk; als vanzelf.
Vooral gebruikt als bijwoord bij werkwoorden die een verwezenlijking of een prestatie uitdrukken of als adjectief bij nominale uitdrukkingen uit dezelfde betekenissfeer.

5) spoedig.
binnen een korte tijdsperiode; spoedig.
Vooral bijwoordelijk, vaak voorafgegaan door al.

6) vaardig.
vloeiend en zonder fouten of haperingen verlopend door de vaardigheid van de uitvoerder; op vaardige wijze, zonder haperingen.

7) ongedwongen in de omgang.
zich aangenaam, losjes, ongedwongen en bij de tijd, niet stug, stijf of formeel gedragend in de omgang en om die reden ook gemakkelijk geaccepteerd door anderen; een losse, ongedwongen, hippe levensstijl hebbend.

8) aangenaam en gemakkelijk.
zodanig gemaakt dat iets voor een publiek aangenaam is en niet te veel inspanningen vergt; aangenaam en gemakkelijk.

9) in beweging.
opnieuw in beweging na stilstand ten gevolge van vastlopen in de ondergrond of op een andere hindernis.
In predicatief gebruik of als resultatieve werkwoordsbepaling na werkwoorden als komen, krijgen of trekken.