huidkleurig.
met de kleur van blank vlees; de kleur van blank vlees hebbend; met een rozeachtige, beige kleur; huidkleurig.
Voorbeelden:
Evenals de uitdrukking van hun gezichten zijn de kleuren hard en onontkoombaar: rood, blauw, vleeskleurig, geel, roze.
NRC, 1995
Aan de vormgeving van het vleeskleurige hoortoestel wordt weinig aandacht geschonken.
NRC, 1995
De kleur is sneeuwwit zonder enige pigmentvorming, de oren en voetzolen zijn vleeskleurig zonder pigmentvorming, de nagels zijn kleurloos, de ogen donkerbruin of blauw.
http://users.pandora.be/yves.schepens/index.htm
Die kakibroek is geweldig als ze hetzelfde als mr Elasto gekleed wil gaan, zoals zwerfbejaarden dat doen, beige, lichtblauw, vleeskleurig opdat ze zo weinig mogelijk opvallen.
Oscar van den Boogaard, Liefdesdood, 1999
Het hemd gaapt tussen twee knoopsgaten zodat je de beha kunt zien. Een witte of zwarte of donkerblauwe. Maar geen rode. En zeker geen vleeskleurige. Vleeskleurig is nooit vleeskleurig. Vleeskleurig is vuil beige.
Kristien Hemmerechts, Alle verhalen, 2001