iemand van vijftig jaar.
iemand die vijftig jaar oud is; persoon met de leeftijd van vijftig jaar.
Voorbeelden:
Een twintigjarige heeft gemiddeld tussen de vijf en tien echt goede vrienden, een dertigjarige heeft er vier, een veertigjarige drie, een vijftigjarige twee, een zestigjarige één en zeventig-, tachtig- en negentigjarigen nul.
Ronald Giphart, Het leukste jaar uit de geschiedenis van de mensheid, 2002
En het lot van de vrouwen is niet benijdenswaardiger dan dat van de vijftigjarigen want zij zijn de eerste slachtoffers van collectieve ontslagen.
http://www.master-finance.com/nl/Archief3.Asp?NumInc=60, mei 2001
Ik reageerde wel degelijk vanuit het standpunt van de vijftigjarige, die niet van zins was met zich te laten sollen, omdat een jeugdige schoonheid uit een heel andere generatie een hoop dingen vanuit een totaal verschillend standpunt bekeek.
Clem Schouwenaars, Liliane, of De spiegelingen van leugen en liefde, 1983
Na een daling bij de veertigers, duikt vanaf de vijftigjarigen het seizoensgemiddelde onder het gemiddelde voor de ganse carrière.
http://www.vti.be/pdf/VTi_acteursonderzoek2.pdf, 2002
Hij moest eens weten hoe oud ze was ... En toch hield ze nog illusies over? Sommige dagen toch. En dan verdwenen die weer op slag en voelde ze zich geen aanstaande vijftigjarige, maar een verloren eeuwelinge die in een niemandsgebied ronddwaalde zonder gewoon of Super-Ego als houvast.
Lucienne Stassaert, Het zomeruur, 1984
In die getallen zijn de meer dan vijftigjarigen niet inbegrepen.
De Standaard, 1996