Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

tweelingbroer

betekenis & definitie

mannelijke helft van een tweeling.

iemand van het mannelijke geslacht die geboren is uit dezelfde zwangerschap als een broer of een zus; mannelijke helft van een tweeling.

Voorbeelden:
De volwassen tweelingbroers hoeden een kudde schapen, een herderin melkt een koe en een fleurig geklede koopman telt in het bijzijn van een tweede herderin goudstukken uit.
NRC, 1993

Dat gebeurt wel meer bij tweelingbroers, zei hij; laatst zag ik op straat de verkeerde broer een pak rammel krijgen van een kroegbaas.
André Janssens, De wekker, 1985

Hij vertelde de twee bedienden, die als twee druppels water op elkaar leken terwijl ze geen tweelingbroers waren en de een een snor droeg en de ander niet, dat hij eropuit ging om iets van de wereld te zien en hoopte dat ze verse thee klaar zouden hebben staan met zijn favoriete gerecht van aardappel met roerei als hij weer terugkwam.
Abdelkader Benali, De langverwachte, 2002

< >