Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

trottoir

betekenis & definitie

verhoogd voetpad langs een rijweg.

verhoogd voetpad langs een rijweg, gewoonlijk daarvan onderscheiden door een andere bestrating zoals stoeptegels.

Voorbeelden:
Kinderen oriënteren zich anders op geluiden en hebben hun eigen belevingswereld. Een stoeprand is voor hen iets waar je op kunt zitten en waar je stoeprandje kunt doen. Wij benaderen het rationeler en weten dat een stoeprand de scheiding tussen het trottoir en de weg is.
Meppeler Courant, 1995

"Het trottoir is hier drie meter breed, daar kan gerust een stuk af". Natuurlijk wordt opgeworpen dat de handelaars hun uitstallingen dan moeten inkrimpen, want nu al worden er van die drie meter voetpad zeker twee ingepalmd door allerlei groenten en fruit, en ook de caféterrassen zitten lelijk in de weg.
http://www.komopstraat.be/illustraties/pas2002-15.pdf, 2002

Aan twee ingangen van het Dienstencentrum vraagt men dat de trottoirs aan de zebrapaden zouden voorzien worden van een goede afschuining [...], die toelaat dat rolstoelers er zelfstandig op en afkunnen.
http://www.komopstraat.be/vgbart.php?id=91, 2003

Van Workum tot Waalre wordt in woonwijken te hard gereden. Ook op de Amsterdamse grachten, waar geen trottoirs zijn, kinderen vanuit hun voordeur vrijwel rechtstreeks op de rijbaan terechtkomen en fietsers die rijbaan met geparkeerde en rijdende autos moeten delen.
NRC, 1995

De afronding van het plan betreft dan ook voornamelijk het bestraten van een aantal wegen, die onder meer werden gebruikt door bouwverkeer, het leggen van enkele trottoirs en het hier en daar aanbrengen van groenvoorzieningen.
Meppeler Courant, 1994