iemand die de mode aangeeft.
iemand die aangeeft wat de mode is; iemand die een trend introduceert of aangeeft; iemand die iets, meestal iets belangrijks, voor de eerste keer doet.
Voorbeelden:
En Hetty, de toen nog zo stralende Hetty, had de broze glitterjurk aangetrokken die ze op het laatste moment in haar koffertje had gedaan, 'voor het geval' – de jurk die van boven huidkleurig was en doorschijnend, ze droeg er niets onder. Want al streefde ze er niet naar om een trendsetter te worden, ze was haar tijd doorgaans vooruit.
Henk Romijn Meijer, Oprechter trouw, 2001
Faber mikt met zijn Spring Garden-zaken in Meppel en Hoogeveen op een doelgroep tussende 15 en 35 jaar. Je hoeft geen trendsetter te zijn, maar je moet wel alle trends op de voet volgen.
Meppeler Courant, 1995
Kok werd vier jaar geleden in zijn rol als extern informateur een trendsetter in het lokaal bestuur.
NRC, 2002
De oplossing van het samenlevingsprobleem ligt dus niet in het ontkennen ervan, maar begint bij de onderkenning van het probleem. Zodra het probleem is onderkend, kan worden gezocht naar oplossingen. Tot mijn spijt moet ik vaststellen dat sommigen in Brussel de kaart van het conflict trokken. Een trendsetter op dit vlak is de hoofdcommissaris van de politie van Schaarbeek. Het conflictmodel staat haaks op het samenlevingsmodel dat ik in mijn beleid hanteer.
De Standaard, 1996