Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

stouterd

betekenis & definitie

stout persoon.

iemand die stout is; stout persoon.

Voorbeelden:
Op één van mijn patrouilles betrapte ik een vrouw terwijl ze hondenbrokken en bier aan het stelen was. Discreet volgde ik haar en arresteerde de dievegge aan de uitgang. "Alles wat je zegt, kan en zal tegen jou gebruikt worden. Je hebt het recht te zwijgen." rammelde ik af. Ik fouilleerde haar en fluisterde "stouterd" in haar oor. "Eikel" antwoordde het kreng en gaf me de middenvinger.
http://gdb.skynetblogs.be/?date=20031012=7=days, 2003

In enkele telegramachtige zinnen legde Albert hem de toestand uit en stond dan te wachten, zijn blik star op de minister gericht. Terwijl hij naar Albert luisterde drukte Bennie Romme de hand. Daarna keek hij om naar Albert en glimlachte. 'De stouterds,' zei hij, met de tong klakkend alsof hij kinderen vermaande.
Aster Berkhof, Verborgen schade, 2001

Beklaagde heeft in zijn betoog de heer Merly in verband met dezes zogezegde nevenactiviteiten een crimineel criminoloog en een terneerdrukkend voorbeeld van wetenschappelijke prostitutie genoemd [...]. 'Foei, wat ben jij een stouterd,' zei ik. 'Heb je dat werkelijk allemaal gezegd?'
Ward Ruyslinck, Op toernee met Leopold Sondag, 1979

< >