Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

sluimer

betekenis & definitie

slaap.

slaap; in het bijzonder: lichte of zachte slaap.

Voorbeelden:
Ik probeerde mij op te richten, maar mijn kortstondige sluimer had mij loodzwaar gemaakt.
Maarten 't Hart, Het woeden der gehele wereld, 1993

In bed wilde de slaap niet komen, pas tegen de ochtend viel ik in een lichte sluimer.
NRC, 1995

Wat heeft ze gehoord van onze conversatie, van Spielvogels monoloog aan boord van de Piper, dacht Serge, toen ze met haar hoofd op zijn dij in een onrustige sluimer verzonken was.
Karel Osstyn, De achterkant van de aarde, 1999

Na het opstaan had een koude douche die grauwsluier niet kunnen wegspoelen. Ook nu nog viel het hem moeilijk om het raderwerk van zijn denken redelijk op gang te houden. Het liefst zakte hij weg in een zoete sluimer, dromend van een zalige wereld met louter leuke lieve mensen.
Appie Baantjer, De Cock en de moord op melodie, 1983

< >