Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

sigarettenpeuk

betekenis & definitie

peuk van een sigaret.

overgebleven, niet-opgerookte eindje van een sigaret; peuk van een sigaret.

Voorbeelden:
Jaarlijks gooien automobilisten nu zo'n 100.000 ton afval uit de auto, hetgeen de overheid zo'n 15 miljoen gulden kost om op te ruimen. Het gaat daarbij om, naast kauwgom en sigarettenpeuken, vooral blikjes en andere drankverpakkingen.
De Telegraaf, 6 december 2001

Ze liep naar de badkamer, over een vloer die in de loop der jaren in een maanlandschap was veranderd door talloze schroeiplekken van sigarettenpeuken en andere liever niet nader te duiden vlekken.
Douglas Coupland, Alle families zijn psychotisch, 2001

De marmeren vloer was bezaaid met bonnetjes, suikerzakjes en sigarettenpeuken.
Tommy Wieringa, Alles over Tristan, 2002

Een Schot in een geruite kilt en op werkschoenen van Dr. Martens raapt sigarettenpeuken bijeen op de patio en stopt de peuken voorzichtig in een blikken doosje.
Stan Lauryssens, Costa del Crimen, 1999

Met de DNA-kit kunnen agenten onmiddellijk eventueel bewijsmateriaal veiligstellen, zoals een sigarettenpeuk, een stukje kauwgom of een plukje haar.
Reformatorisch Dagblad, 2 mei 2002

De oplossing van de moorden op Annet van Reen en Anne de Ruijter de Wildt is net zo zeer het succes van gedegen recherche-onderzoek als van moderne DNA-opsporingstechnieken. Want dat een sigarettenpeuk in de ene zaak (Van Reen) en nagelvuil in de andere (De Ruijter de Wildt) beide dadersporen met elkaar in verband zouden brengen, werd tot voor kort nog voor onmogelijk gehouden.
de Volkskrant, 20 juni 2000

Toen een poetsman 's anderendaags op de vloer sigarettenpeuken en as aantrof, ging hij ervan uit dat een kettingrokende kunstminnaar zijn slechte manieren had getoond en de peuken op de grond had gekeild.
De Standaard, 1996

< >