zoetwatervis.
zoetwatervis met een slank lichaam met een licht geelgrijs tot groengrijze kleur, een onderstandige bek, een knobbelneusje en gelige ogen die leeft in snelstromend water in beken en rivieren in Noord-Europa en Azië.
Voorbeelden:
De serpeling is een visje van stromende wateren. Voor een geslaagde paai zijn schone waterbodems met zand en grind nodig waarover onvervuild water stroomt met een matige snelheid.
http://home.wxs.nl/~hwdenie/
De serpeling is een scholenvis van maximaal 30 cm dat in grote aantallen in de Drentse beken zou moeten voorkomen. We vinden hem echter alleen in de Drentse Aa en in het Lieverense Diep bij Roden. Deze beken hebben de relatief sterke stroming en de grind- en zandbodems die de serpeling nodig heeft. De vis paait in ondiepe bovenlopen met een zwakke stroming en een stenige bodem. De larven laten zich met de stroom meevoeren en groeien op in beekdelen met slib op de bodem en met waterplanten en algen in het zuurstofrijke water.
http://www.drentsefederatie.nl/
Serpelingen eten voornamelijk dieriijk voedsel (insecten en hun larven).
http://members.casema.nl/b.zoetemeyer/serpeling.htm
