plein bij een school.
buitenruimte bij school waar leerlingen (kunnen) verblijven in de pauzes en tijdens tussenuren; plein bij een school.
Voorbeelden:
Alles wat ik zag was nieuw voor me. Voor een gigantisch groot hek stopte hij. 'We zijn er.' Hij ging naar binnen en ik liep achter hem aan. Het schoolplein was vol kinderen. We liepen naar de grijs met wit geverfde docentenkamer, waar alle leraren en leraressen thee zaten te drinken.
Yasmine Allas, Idil, een meisje, 1998
In de middagpauze zag ik dat Karin het schoolplein verliet. Ze stak over en verdween in een coffee-shop.
Yvonne Keuls, Het verrotte leven van Floortje Bloem, 1982
Ze waren jaloers op haar mooie krullen, op haar jurken die uit het buitenland kwamen, op haar hoge cijfers voor wiskunde en Frans. Ze trok haar zomermantel aan en liep met betraande ogen het schoolgebouw uit. Het schoolplein baadde in de zon.
NRC, 1993
Hij ziet zichzelf het schoolplein opwandelen, een jaar of achttien oud, met zijn vrienden Jacques en Hans. Die dag krijgen ze de uitslag van het eindexamen.
Jan Siebelink, Weerloos, 1984
In groep 3 van de Willibrordschool in het centrum van Rotterdam zit geen leerling die geen Beyblade Spinners in zijn zak heeft. De kunststof tolletjes zijn, na de Flippo's en de Pokémon-kaarten, de nieuwste rage op de schoolpleinen.
Algemeen Dagblad, 2003