Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

Scandinaviër

betekenis & definitie

iemand uit Scandinavië.

iemand met de Noorse, Zweedse, Deense of ook wel Finse nationaliteit; iemand die behoort tot het Noorse, Zweedse, Deense of ook wel Finse volk; iemand die afkomstig is uit Noorwegen, Zweden, Denemarken of ook wel Finland; inwoner van Noorwegen, Zweden, Denemarken of ook wel Finland; iemand uit Scandinavië.

Voorbeelden:
De Belg brandt relatief weinig kaarsen, 600 gram per jaar. De Nederlander doet elk jaar 1,5 kilogram in rook opgaan, de Scandinaviër zelfs 2 kilogram. Een Spanjaard heeft aan 200 gram al voldoende om sfeer te creëren.
De Standaard, 1996

De sporen van de Scandinaviërs zijn [...] tot op heden in geheel Engeland hoor- en zichtbaar gebleven.
NRC, 11 augustus 1994

De Noor Rudi zal pas vrijdag 15 november debuteren bij AA Gent, in de tv-wedstrijd tegen Standard. De Scandinaviër sloeg afgelopen zondag Nascimento tijdens het duel met FC Utrecht.
Meppeler Courant, 15 maart 1996

Scandinaviërs toonden een geringere belangstelling voor Nederland. Het aantal Finse toeristen liep terug met een half procent en er kwamen 1,2 procent minder Noren.
NRC, 1995

< >