Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

saxofoon

betekenis & definitie

blaasinstrument.

blaasinstrument bestaande uit een lichtjes kegelvormige metalen klankbuis die voorzien is van gaten en kleppen met aan het boveneinde een naar achteren gebogen mondstuk met een enkel riet en onderaan een brede klankbeker die, behalve bij de sopraansaxofoon, naar voren opgericht is, zodat het instrument min of meer een S-vorm heeft.

Voorbeelden:
De op 6 november 1814 in het Belgische Dinant geboren instrumentenbouwer Antoine Joseph Sax vond verschillende families van blaasinstrumenten uit, waarvan de saxhoorn, een soort ventielbugel, (zie fig.1) en de saxofoon het meest bekend zijn geworden.
http://www.itoa.nl/pso/index.htm, 1998

Guggenheimer vingerde, befte, neukte en neusde haar tot ze niet meer zou geweten hebben van welke parochie ze was, al had haar biechtvader de naam ervan in haar oor getoeterd met een saxofoon, en terwijl hij z'n neus ging wassen bleef zij liggen uithijgen op het bed.
Herman Brusselmans, Uitgeverij Guggenheimer, 1999

Freddy herhaalde wat hij al twintig keer tegen me gezegd had. Over Bird die een saxofoon van een vriend leende en die dan verkocht om heroïne te kunnen kopen. Want als hij geen heroïne had, kon hij het niet meer opbrengen.
Annie Van Keymeulen, Bas, 2000

Een goede saxofonist benadert de expressiviteit van de menselijke stem en daarom is de saxofoon erg geliefd in de jazzmuziek en het militaire orkest.
http://users.pandora.be/rudy.hoekman/houten.htm