Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

recapituleren

betekenis & definitie

samenvatten.

dat wat in het voorafgaande uiteengezet of gebeurd is kort en duidelijk samenvatten.

Voorbeelden:
Van haar, die beide kanten kent, de prakijk en de theorie [...], wordt aan het eind van dag twee een reactie verwacht waarin ze de standpunten recapituleert en van kanttekeningen voorziet. Haar praatje is bedoeld als brug naar de forumdiscussie die het geheel zal afsluiten en waar ook zij bij zal aanzitten, opnieuw eerder in de rol van samenvatter dan van ideeënspuier.
Barber van de Pol, Kriblijn, 2001

Hij beweerde bij hoog en bij laag dat ik ze had weggenomen ... Onzin natuurlijk [...]. Bijman barstte bijna van opwinding, maar op heel kalme toon, als om te verifiëren of hij alles wel goed begrepen had, recapituleerde hij: 'Dus Shanna heeft je spitzen weggehaald, en nou beweert hij dat jij dat gedaan hebt.'
Thomas Rosenboom, Spitzen, 2004

< >