Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

plankton

betekenis & definitie

kleine organismen in het water.

kleine tot zeer (microscopisch) kleine plantaardige of dierlijke organismen die rondzweven in de hele waterkolom, waar ze door de stroming van het water worden verplaatst en als voedsel dienen van vele, grotere organismen, zoals koraal, kwallen, vissen en walvissen.

Voorbeelden:
In Straat Davis mengt de relatief warme West-Groenlandstroom zich met de zeer koude Labradorstroom. Daar waar beide zeestromen elkaar ontmoeten, ontstaat een opwerveling van voedingsstoffen, waarin plankton als basis van de voedselketen goed kan gedijen.
NRC, 1995

Net als bij Spitsbergen joeg men in Straat Davis op de Groenlandse walvis (Balaena mysticetus). Deze dikke, trage, 'ouderwetse' walvis leeft alleen in het Arctisch gebied. Hij bezit een zeer dikke speklaag en lange baarden, waarmee hij zijn voedsel plankton, uit het water zeeft. Voor de harpoeniers in hun kleine, wendbare sloepen was dit dier een gemakkelijke prooi.
NRC, 1995

Een reuzenhaai is een planktoneter, net zoals vele soorten grote walvissen. Buiten plankton staan ook kreeftachtigen en vleugelslakken op het menu.
http://www.pretparken.be/nl/info/zoo/dieren/zeeleeuw.asp

De harige vliescelpoliep is een mosdiertje dat leeft van plankton en algemeen voorkomt in de Noordzee.
http://www.natuurinformatie.nl/ecomare.devleet/natuurdatabase.nl/i000824.html

Van half mei t/m juli vangen de vissers 'vette' haringen. Die hebben zich lekker rond kunnen eten omdat er in deze maanden volop plankton is.
http://www.hollandsepot.dordt.nl/producten/producten.htm