Het begrip plakker heeft 9 verschillende betekenissen:
1) strookje dat iets vastplakt.
strookje of stukje dat iets vastplakt of door te plakken aan iets bevestigt.
2) stukje rubber om banden te plakken.
stukje rubber dat over een gaatje in een fietsband (of een ander opblaasbaar voorwerp) geplakt kan worden; bandenplakker.
3) iets wat op het lichaam geplakt wordt.
voorwerp dat vanwege een medische reden op het lichaam geplakt wordt, zoals een elektrode om iets te meten, een patch of pleister met een bepaalde een stof die door de huid opgenomen moet worden of een soort ronde pleister die bij een lui oog het goede oog afplakt.
4) sticker.
zelfklevend stukje papier met een korte tekst of zelfklevende gekleurde markeerder die op een in het oog springende plaats geplakt kan worden om bepaalde informatie duidelijk te maken of om iets af te dekken; sticker.
5) iemand die iets plakt.
iemand die iets ergens op plakt.
6) bumperklever.
iemand die een motorvoertuig bestuurt en daarbij te dicht op zijn voorganger rijdt; iemand die in het verkeer te weinig afstand houdt tot zijn voorganger; bumperklever.
7) iemand die niet weggaat.
iemand die ergens blijft hangen en dus niet weggaat, bijvoorbeeld in een bepaalde baan of op een feestje.
8) iemand die fysiek opdringerig is.
iemand die een ander teveel aanraakt en te klef doet of probeert te doen; iemand die fysiek opdringerig is.
9) nachtvlinder.
in Nederland en België voorkomende nachtvlinder met een zigzagpatroon over de rug.