draaiorgel.
groot draaiorgel op een wagen, dat in de open lucht wordt gebruikt.
Voorbeelden:
Op de grachten was het rustiger. Eenden schreeuwden in het holle van een brug. En bovenop de heuvel van zo'n brug kon plotseling, hoog en steil- wit, blauw, goud- een pierement oprijzen, gillend en roffelend, fluitend als een stoomboot. Het was zomer. De zon scheen.
A.F.Th van der Van der Heijden, De tandeloze tijd. Dl. 1: Vallende ouders, 1983