vliegtuig voor passagiersvervoer.
Voorbeelden:
Passagiersvliegtuigen voeren over de hele wereld meer dan veertien miljoen vluchten per jaar uit. In 1960 reisden heel wat minder mensen met het vliegtuig, maar de kans dat ze omkwamen bij een ongeluk lag twintig keer hoger. In de periode 1960-1974 stortten elk jaar gemiddeld 13 passagiersvliegtuigen neer, nu zijn er dat twintig. Vroeger waren de voornaamste oorzaken van een crash van technische aard, zoals metaalmoeheid en falende motoren. Vandaag de dag is de kans dat twee motoren van een jet tegelijk uitvallen in de lucht wel erg klein: één op tien miljard, of één keer elke vijfhonderd jaar in de hele wereld.
De Standaard, 1996
Passagiersvliegtuigen hebben raampjes, maar meestal zie je door die raampjes niet genoeg om te weten waar je bent, en je wordt beziggehouden met allerlei andere dingen: eten, drinken, onnozele videofilmpjes bekijken, taksvrije parfum kopen.
Giovanni Peirs, Het onvermogen, 2001