Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

pandjeshuis

betekenis & definitie

bank van lening.

instelling die geld uitleent tegen inlevering van enig roerend bezit als onderpand dat de geldlener doorgaans binnen een bepaalde termijn kan terugkrijgen na betaling van de leensom én rente, of dat door de instelling wordt verkocht; bank van lening; lommerd.

Voorbeelden:
Bij het pandjeshuis, wordt een overeenkomst van pandbelening opgemaakt voor elke transactie [...]. In die overeenkomst wordt afgesproken, dat de lener zijn zaak terugkrijgt wanneer hij de geldsom en pandbelenersvergoeding (rente) volledig heeft terugbetaald binnen de gestelde termijn [...]. De hoogte van de vergoeding die pandjeshuizen voor overeenkomsten die voor 1 juli 2015 worden gesloten mogen berekenen, is 9% per maand. Dat komt neer op een samengesteld rentepercentage (= rente op rente) van 181% per jaar. De hoogte van de vergoeding die pandjeshuizen vanaf 1 juli 2015 mogen afspreken is 4,5% per maand. Dat houdt een rentepercentage van 69,5% per jaar in.
http://www.wetrecht.nl/verpanding-bij-pandjeshuis/, 2014

Uw goud verpanden betekent dat het gebruikt wordt als onderpand voor een lening. Daarom spreekt men ook wel van lombardkrediet. Men gaat naar het pandjeshuis in Eindhoven, Amsterdam, Rotterdam of een andere stad om goud te "verkopen", maar in feite neemt men een lening. Als de schuld niet op tijd afgelost wordt gaat het onderpand, in dit geval het goud, naar een veiling.
https://www.goudbrief.nl/Pandjeshuis/, 2012

Voor velen is het pandjeshuis niet meer dan een griezelige herinnering aan het hardvochtige leven in de romans van Dickens of Dostojevski. Maar de bank van lening, 'Ome Jan' in de volksmond, kan terugkijken op een lang en rijk verleden, en het lenen van geld op onderpand verdient een betere reputatie dan de geur van woeker die het nog altijd omgeeft [...]. De instelling heeft altijd gezwalkt tussen winstbejag en liefdadigheid.
NRC, 1995

In navolging van de Franse 'Monts de Piété', banken die op menslievende gronden en voorwaarden panden beurden, werden beheer en toezicht eerst streng geregeld, en de drempel van de instelling zo laag mogelijk gesteld. Toen vervolgens echter het merendeel van de banken over de kop ging, werden de teugels weer zover gevierd dat overal pandjeshuizen uit de grond schoten, waaronder vele van het bedenkelijke allooi dat de negentiende-eeuwse literatuur zou vereeuwigen. De wetgever van de twintigste eeuw zou aan dat liberale exces een halt toeroepen, maar ondertussen was de vraag naar pandkrediet ver teruggelopen, omdat het zakenleven over nieuwe middelen beschikte om zich geld te verschaffen, en de sociale wetgeving de ergste nood van de behoeftigen lenigde.
NRC, 1995

< >