Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

paashaas

betekenis & definitie

haas die paaseieren brengt.

wezen in de gedaante van een vermenselijkte haas die met Pasen eieren brengt voor kinderen.

Voorbeelden:
Over christenen schrijft hij: "Iemand mag gerust over jou zeggen dat jouw leven een hel is, dat je een lege nihilist bent, maar jij mag niet zeggen dat je nog eerder geloof hecht aan de paashaas dan een verrijzenis na drie dagen." Geloof - of dat nu in God is of in de hocus-pocus van homeopaten en antroposofen - en wetenschap dulden elkaar in de ogen van Plasterk niet.
De Groene Amsterdammer, 2001

De paashaas is een geciviliseerde versie van de gewone haas: niet het symbool van wellust zoals in de klassieke oudheid, maar wel van gulheid.
http://www.gva.be/dossiers/-p/pasen/paashaas.asp, 1999

In Een vreemde stoet van Ed Franck heeft een jager Paashaas in zijn poot geschoten. Daardoor kan Paashaas de eieren niet tijdig in het dorp verdelen.
De Standaard, 1996

Wat was Jem ontdaan geweest toen hij ontdekte dat de paashaas niet bestond.
Renate Dorrestein, Zonder genade, 2001

Dagen later, het was een vroege Pasen, hoorde ik hoe Jeroen er heilig van overtuigd was dat hij door het raam van zijn kamer een grote Paashaas had gezien, een bruine Paashaas die in de tuin liep en speelgoed voor hem had achtergelaten.
Jean Pierre Dumoulin, Nachten in Granada; Playa de Aro; Ze eten alleen de punten van de asperges, 1997-2000