Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

overvaller

betekenis & definitie

iemand die een overval pleegt.

Voorbeelden:
Het 'werkterrein' van overvallers is de laatste tijd sterk uitgebreid. Naast geldinstellingen en benzinestations behoren nu ook supermarkten, horecabedrijven en de detailhandel tot de risicogroep.
http://www.xs4all.nl/~advocare/noframe/folder52.htm

Bij Maarsbergen namen de overvallers de eigenaar van een pompstation in gijzeling.
NRC, 1995

Een geldloper werd door de drie overvallers meegevoerd in de kofferbak van de vluchtauto.
NRC, 1995

Sinds eind februari maakt de overvaller het Rotterdamse centrum onveilig. De politie spreekt van "zeer brute overvallen", waar snel een eind aan moet komen. De man-met-de-kous blijkt in amper drie weken al negen keer in deze buurt winkels te hebben overvallen.
NRC, 1995

Geen dag gaat voorbij of een Brusselse apotheek krijgt ongewenst bezoek. Jongeren dringen de apotheken binnen en eisen geld of geneesmiddelen. Vaak bedreigen de overvallers de apothekers en hun personeelsleden met messen of vuurwapens.
De Standaard, 1997

Een gewapende man overviel gistermorgen voor de tweede keer in een maand tijd het Paribas-bankkantoor aan de Santvoortbeeklaan in Deurne. Hij had opnieuw succes. De onbekende overvaller droeg een muts en een zonnebril. Hij bedreigde de aanwezigen met een pistool en zou ongeveer anderhalf miljoen frank hebben buitgemaakt. De man werd opgepikt door een medeplichtige in een Opel Corsa.
De Standaard, 1996

< >