Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

overgrootvader

betekenis & definitie

vader van een grootouder.

vader van een van de vier grootouders van iemand.

Voorbeelden:
De antiquarische vorm van geschiedenis is een kwestie van piëteit: het in ere houden van het notenhouten bureau van de overgrootvader, de geschiedenis van een stad of van een streek.
Carel Peeters, Alles moet over, 1979

Ik heb niets van overgrootvader, denkt hij, tenzij zijn naam en wat erfelijke belasting, die soms heel ongeriefelijk in mij tekeergaat, als een wesp in een restje pepsi.
Luc Vancampenhout, Met het oog op de jaren negentig, 1983

Misschien gaan de poorten van Israel dicht voor immigranten die alleen een joodse overgrootvader kunnen aanvoeren als bewijs voor hun jood-zijn.
NRC, 1995