Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

orkestleider

betekenis & definitie

leider van een orkest.

iemand die een orkest leidt; leider van een orkest.

Voorbeelden:
Toen mijn vader tenslotte daarin toestemde, praatte hij me in dat ik de dirigentenopleiding moest volgen, want een orkestleider, dat ging er bij hem nog wel mee door.
Yvonne Keuls, Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel, 1985

Yvonne Verbeeck leerde Lex kennen toen ze 29 was. Verbeeck: "Yvonne was toen zestien. Haar vader was orkestleider en ik werkte veel met hem samen."
De Standaard, 1996

Schouwspelartiesten in de zin van artikel 3, 2 ° van het KB van 28//11/1969 (schouwspelartiesten zoals dramatische, lyrische, choreografische en variétéartiesten, alsook musici, orkestleiders, balletmeesters, aanvullingsartiesten die tegen betaling van een loon worden aangeworven om op te treden tijdens voorstellingen, repetities, radio- en televisie-uitzendingen, film, plaat- of bandopnamen), kunnen niet worden aangeworven met een arbeidsovereenkomst voor een duidelijk omschreven werk.
http://www.wvc.vlaanderen.be/podiumkunsten/documenten/PodiumCAOvolledig.pdf

De gemoederen raakten zó verhit, dat ze op een gegeven moment handtastelijk werd en de orkestleider van de trap af duwde.
Jules Deelder, 'The Eddie Daté Story', 1977

< >