met een dweil opnemen, verwijderen.
met een dweil opnemen; met behulp van een dweil van de grond, van de vloer of van iets anders verwijderen; met een dweil ergens vanaf halen; met een dweil weghalen, wegnemen.
Voorbeelden:
Haar baas zei dat ze de scherven moest opruimen, het verspilde bier opdweilen, de toeristen van andere consumpties voorzien en dat allemaal zo snel mogelijk voor er wat zou zwaaien.
Herman Brusselmans, Uitgeverij Guggenheimer, 1999
Joviaal roept hij: 'Ha, jongens, is er nog koffie?' Met een verontschuldigend gebaar wijst Niek naar de grond om hem heen. 'Sorry, die heb ik net opgedweild.'
Ed van Eeden, Dossier vrouwenhandel, 2001
Het was een hele consternatie die keer dat de waterketel op de grond viel. Hanna had lang op haar knieën moeten liggen om al het water opgedweild te krijgen.
Marianne Fredriksson, Anna, Hanna en Johanna, 2000
Altijd hangt dat aura van goddelijkheid en verhevenheid om haar heen, het maakt wat dat betreft niet uit of ze deelneemt aan een grappige, interessante conversatie met gasten of de kots van de dieren opdweilt.
J.M.A. Biesheuvel, De steen der wijzen, 1983
Hij overmeestert mevrouw Poulders en sluit haar op in de linnenkast, samen met een horde huisspinnen. [...]. Hij laat haar een tijdje tekeergaan, maakt haar af met zijn stiletto en dweilt het bloed op dat uit de kast spat.
Luc Deflo, Naakte zielen, 1999
Hij bukte zich, duwde haar voet weg en dweilde het plasje bier op.
Kristien Hemmerechts, De kinderen van Arthur, 2000
Mama zette de emmer naast hem neer en kwam met gevouwen armen naast ons staan toekijken. Hoe hij zijn braaksel opnam, de dweil spoelde, de vloer wreef. Ze zweeg geen seconde, gaf op elke beweging commentaar. 'Niet open smeren maar opdweilen, lamzak, ook de kleine brokken... en ge moet de dweil eerst met uw andere hand uitwringen, hoe dikwijls moet ik dat nog zeggen.'
Geertrui Daem, Koud, 2001
Als hij haar in de slaapkamer had vermoord, moest haar man de sleepsporen toch gezien hebben? Er waren alleen sporen van en naar het bed. Wat met het bloed in de gang? Had hij het opgedweild en de dweil meegenomen? Was de doordrenkte dweil zijn oorlogsbuit? Zat hij er nu in een donker hoekje aan te ruiken of aan te likken?
Luc Deflo, Naakte zielen, 1999