Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

omroepster

betekenis & definitie

vrouwelijke omroeper.

vrouw die voor haar beroep, voor de gelegenheid of uit liefhebberij iets omroept, meestal bepaalde aankondigingen of mededelingen, bv. op het station, maar vooral op de radio of op de televisie; vrouwelijke omroeper.

Voorbeelden:
Zit ik lekker uitgezakt naar de postcodeshow van Braak te kijken, komt die onchristelijk mooie omroepster met die Middeneuropese naam en groene ogen, en vraagt ons de NCRV te schrijven.
Piet Grijs, ...honderd. Ik kom, 1982

De trein reed recht op een hal af [...]. De trein werd opgeslokt en een halve kilometer verder door de fabriekshal uitgespuwd. Het gebedssnoer van ertswagons was door de hal getrokken. Binnen was door een omroepster en een sirene een krakende en gillende waarschuwing de hal in geëchood, het werk was terzijde gelegd, de onderwereld wachtte tot de leviathan de hal verlaten zou hebben.
Thomas Lieske, Franklin, 2002

De omroepster in de geluidswagen had inmiddels doorgegeven dat er al flink wat arrestaties waren gevallen onder de anti-IMF/Wereldbank demonstranten in Praag.
http://www.antenna.nl/deeez/s26utreg.html

< >