Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

morzel

betekenis & definitie

klein deel van iets; stukje; brokje; kruimel.

Voorbeelden:
Uit de woorden van Van Peel blijkt duidelijk dat de politici niet van plan zijn een morzel verworven macht prijs te geven.
De Standaard, 1996

Op zoek naar een morzel stabiliteit gingen de kopstukken van de partij akkoord om hun voorman Philippe Busquin, die zelf in het vizier van het gerecht staat, als enige kandidaat aan te wijzen voor zijn eigen opvolging als partijvoorzitter. Die beslissing en het symbolisch terugtreden van besproken PS'ers - de Luikenaar Guy Mathot legde zijn partijfuncties neer - moeten het gemor in de rangen van de voornaamste coalitiepartner, de CVP, temperen.
De Standaard, 1997

De politieke stormen razen goeddeels boven de hoofden van de inwoners van Kinshasa. Na een ochtend van wandelen door de straten en straatjes van deze miljoenenstad, vergaarden we geen morzel van spijt over het lot van Mobutu, Kengo of Tshisekedi.
De Standaard, 1997

< >