Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

monovolume

betekenis & definitie

grote personenauto.

grote personenauto waarvan de achterzijde verhoogd doorloopt en de passagiersruimte en de bagageruimte niet door een wand van elkaar gescheiden worden, waardoor de auto aan de binnenkant één grote ruimte vormt.

Voorbeelden:
Net als mannen doorlopen vrouwen levensfasen, die telkens een ander type en vaak een aangepaste auto vereisen. Maar in tegenstelling tot bij mannen, zijn deze stadia meer gezinsgerelateerd dan carrièregelinkt: pre family, family en post family. Een moeder met een monovolume is dus de evidentie zelf.
De Standaard, 2000

De Renault Mégane is de ambitieuze opvolger van de R 19, die zijn zevenjarig bestaan afsluit met een drie miljoen verkochte eksemplaren. De vijfdeur Mégane maakt zijn officieel Belgisch debuut op de Brusselse autoshow (18 tot 28 januari) en dat in gezelschap van zijn coupé uitvoering. In de loop van de daarop volgende 18 maanden wordt het gamma aangevuld met een vierdeur versie, een cabriolet en - een exclusiviteit in het Golf-segment - een heuse monovolume.
De Standaard, 1996

De SU-V kombineert de eigenschappen van een monovolumer en een terreinwagen, met de luxe en het komfort van een dure limousine.
De Standaard, 1995

Zin om eens heerlijk te gaan cabrioletten? Wel, ruil gewoon je functionele familiewagen voor een maand ofwat in voor een stoeiauto met plooidak. Of wil je liever als een ware trendsetter in een monovolumer rondtoeren? Geen probleem, even naar je dealer bellen en er staat in minder dan geen tijd een exemplaar voor je deur.
De Standaard, 1996

< >