zeer vakbekwame kok.
kok die de proef voor het meesterschap succesvol heeft afgelegd en daarmee de hoogste graad van vakbekwaamheid binnen het ambacht heeft behaald; zeer vakbekwame kok; ook: de titel van meesterkok.
Voorbeelden:
Of hij thuis ook wel eens iets lekkers kookte? Nee. Hij niet zozeer. Dat deed zijn vrouw [...]. En ging hij wel eens uit eten bij een andere meesterkok om zichzelf te trakteren? Zelden. De enige culinaire buitensporigheid die hij zich soms veroorloofde als hij diep in de nacht van zijn werk kwam, was een spiegelei bakken, dat hij verorberde op een sneeuwwit boterhammetje, met een vleugje citroensap er overheen.
W.F. Hermans, Ik draag geen helm met vederbos, 1979
Als kok leerde ik goed koken, moest ik goed mijn ogen openhouden als de meesterkok bezig was, zodat ik sausen kon maken en taarten.
Jan Cremer, De Hunnen. Dl. 3: Vrede, 1983
Het Gilde van Nederlandse Meesterkoks is een broederschap van professionele koks die de hoogste graad van vakbekwaamheid binnen hun ambacht hebben behaald.
http://www.meesterkoks.nl/