Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

lommerd

betekenis & definitie

instelling die geld uitleent tegen inlevering van enig roerend bezit als onderpand dat de geldlener doorgaans binnen een bepaalde termijn kan terugkrijgen na betaling van de leensom én rente, of dat door de instelling wordt verkocht; bank van lening; pandhuis.

Voorbeelden:
Officieel werd de lommerd in 1614 opgericht om de armen te beschermen tegen de woekerrente van particulieren. Er werd echter niet over gepiekerd om, zoals de kerk wilde, renteloos leningen aan de armen te geven. De rente die de lommerd over de beleende panden berekende was zelfs hoger dan de officiële rentestand.
NRC, 1993

Het waren Italiaanse zakenlui op zoek naar een breder emplooi in noordelijke streken die in de dertiende eeuw de eerste 'lommerds' - van 'Lombarden' - stichtten in Utrecht en Holland, maar het waren de gewestelijke en stedelijke autoriteiten die hen daarvoor toestemming gaven.
NRC, 1995

In de hoogtijdagen van de zeventiende eeuw vonden grote partijen koopwaar, linnen en specerijen, maar ook zilveren vaatwerk van de stad en zelfs Engelse kroonjuwelen, hun weg naar de lommerd. Wat de bank bijdroeg aan het algemeen belang is moeilijk in geld uit te drukken, maar de gezagsdragers van de Republiek meenden een publiek goed te verdedigen als zij de lommerd in bescherming namen tegen beschuldigingen van woeker door calvinistische scherpslijpers. Ondanks de hoge rente op de leensom - 32% was heel gewoon - heeft de bank van lening zich ook altijd in de belangstelling der armen verheugd.
NRC, 1995

De man moet onder dienst en de Duitse vraagt Jan de winterjas van haar man, die hem nu niet nodig heeft, naar de lommerd te brengen. Wat hij trouw doet, onder zijn eigen naam natuurlijk. Netjes brengt hij haar het geld en het lommerdbriefje.
Jan Willem Holsbergen, Het pistool van de rekening, 1981

< >