Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

libel

betekenis & definitie

insect dat bij het water leeft.

sierlijk insect dat vooral bij het water leeft en dat gekenmerkt is door een kop met grote, facetrijke ogen, een lang, slank blauw achterlijf en lange, smalle dooraderde vleugels die in rust net het achterlijf bedekken en wanneer ze gebruikt worden haaks op het lichaam een snel trillende vliegbeweging maken.

Voorbeelden:
De libel heeft vier zilveren vleugels van doorzichtig kant en het schijnt dat libellen wel duizend ogen hebben om alles te kunnen zien.
Jos Ghysen, Zoals zand tussen de vingers, 1984

Weinig werk en heel aangenaam is een mooie vijver, waar libellen over het water scheren en kikkers rusten op waterleliebladeren.
De Standaard, 1997

Zijn mooiste vliegtuigen, licht en sierlijk als libellen, verdwenen naar buitenlandse musea.
De Standaard, 1996

Na het zwemmen gaan wij soms een eindje op stap, meermaals rond het meer, ik word nooit moe het te zien met zijn boord van riet en drieblad, waar de libellen verliefd overheen dansen.
Jan Veulemans, Ach, mijn dal, 1981

Haar armen en benen zijn met linten in alle denkbare kleuren omwikkeld, waarvan het sierlijk uitwaaieren in steeds trager wordende bewegingen - de eieren van licht die haar omgeven zie ik opzwellen en uit elkaar spatten en de vrijheid verlenen aan duizenden libellen, ongedroomd lichtblauw, die een doordringend verdovend gegons verspreiden.
Jeroen Brouwers, Zonsopgangen boven zee, 1983